Kennisflits 2020:3

Informele netwerken: belangrijk voor pleegouders!

 

In Nederland stopt jaarlijks zo’n 7% van de pleegouders omdat ze ongelukkig zijn met de gang van zaken[i] en in 2019 werd 30% van de plaatsingen voortijdig beëindigd[ii]. Het stoppen met een pleegzorgplaatsing of met pleegouderschap hangt vaak samen met ontevredenheid met de plaatsing en gebrek aan steun. Vanderfaeillie en collega’s onderzochten bij Belgische pleegouders welke factoren samenhingen met lage tevredenheid van pleegouders – en wat bleek? Pleegouders met weinig steun uit hun eigen netwerk liepen een significant hoger risico.

Uitdaging

Pleegzorg is een prachtige, maar complexe uitdaging voor pleegouders, die vaak bemoeilijkt wordt door de ernst van de psychische – en daarmee gedrags- problemen van de pleegkinderen en door de complexe relatie met de ouders van de kinderen. Er wordt heel veel van pleegouders verwacht: zij moeten een veilig thuis bieden waar een pleegkind zich goed ontwikkelen kan op lichamelijk, geestelijk, sociaal en emotioneel vlak en qua opleiding. Pleegouders moeten permanentie bieden, de relaties tussen het pleegkind en diens ouders ondersteunen, diversiteit onderkennen en aan culturele behoeftes voldoen en kunnen omgaan met verlies en onduidelijkheden. Daarnaast moeten ze voldoen aan alle formele eisen die aan pleegouderschap gesteld worden (omgaan met administratie, voogden, pleegzorgwerkers, andere professionals) en werken als teamlid. Aan de andere kant moeten ze veel kunnen incasseren: de mogelijkheid dat de relatie met het pleegkind verbroken kan worden, inbreuk op het privéleven van het gezin, financiële druk en steeds hogere verwachtingen. Deze zaken verhogen de druk op pleegouders en kunnen leiden tot onhoudbare stress en daarmee tot uitplaatsing en/of stoppen met pleegouderschap.

Balans

De Equity theorie van Adams legt uit wat er dan gebeurt: de pleegouders kunnen in zo’n situatie ongelukkig worden in hun pleegouderschap omdat hun investeringen (in b.v. zorg, tijd, aandacht, expertise) uit balans raken met wat ze krijgen aan waardering, liefde en erkenning. De balans kan hersteld worden door meer input (bijvoorbeeld deskundigheidsbevordering of aandacht) of output (meer waardering, of betere relatie met het pleegkind), of pleegouders stappen uit deze situatie via een overplaatsing van het pleegkind, of door zelf te stoppen. Het gaat hier niet om een klein probleem: In Nederland stopt jaarlijks zo’n 14% van de pleegouders, meer dan de helft hiervan omdat ze vastlopen, vooral door te zware belasting en gebrek aan waardering, steun en samenwerking met professionalsi.

Kwetsbaar

Vanderfaeillie wilde weten welke pleegouders dit risico liepen en ongelukkig waren met de opvoeding van hun pleegkind of met de relatie met de ouders van het pleegkind. Hij keek welke kenmerken van pleegouders, pleegkinderen en plaatsingen samenhingen met factoren die in- of output bepaalden. Hij koos daarvoor de volgende factoren:

  • De pleegzorg-voorbereidingscursus
  • Samenwerking met professionals
  • Financiële compensatie en
  • Tevredenheid met de relatie met het pleegkind.

De meeste pleegouders zeiden behoorlijk tevreden te zijn met pleegzorg en met geleverde ondersteuning.

Verder bleek tevredenheid met de relatie met het pleegkind voor pleegouders verreweg het belangrijkst te zijn, daarna een goede samenwerking met de professionals. Financiële compensatie of voorbereiding werden het minst belangrijk gevonden.

Familie en vrienden

Zoals verwacht hadden gedragsproblemen van het pleegkind grote invloed op de tevredenheid met bijna alle factoren.

Maar ook gebrek aan niet-professionele steun (zoals familie en vrienden)  bleek relatief veel impact te hebben: het was significant van invloed op tevredenheid met voorbereiding, vergoeding, de relatie met het pleegkind en ondersteuning bij de opvoeding. Deze informele steun is hiermee dus belangrijk voor het volhouden van het pleegouderschap.

Uit het onderzoek bleek dat vooral bestandspleegouders met een beperkt sociaal netwerk en pleegkinderen met gedragsproblemen het grootste risico liepen op uitplaatsing van het pleegkind en het stoppen met pleegouderschap.

Vanderfaeillie, J., Gypen, L. West, D, van Holen, F. (2020). Support needs and satisfaction of Flemish foster parents in long-term foster care: Associated characteristics of foster children, foster parents and foster placements. Children and Youth Services Review 113:104990

 Mockingbird

Dit artikel viel me op omdat wij momenteel bezig zijn om te kijken of het Mockingbird Familie Model, geschikt zou zijn voor Nederland. Dit is een model gericht op het vormen van een sociaal netwerk van pleegouders, met een centraal ervaren pleeggezin, waarbij juist informeel lotgenotencontact de pleegouders helpt. In Engeland lag breakdown (ongewenst verbroken plaatsingen) bij Mockingbird 20% lager en gaf 17% van de pleegouders aan dat ze gestopt zouden zijn als ze niet de ondersteuning vanuit hun Mockingbird constellatie hadden gehad.

Meer lezen, horen en zien?

Luke, N & Sebba, J. (2014). Supporting each other. An international review on peer contact between foster carers, Rees Centre, University of Oxford over het belang van lotgenotencontact

Mockingbird webinar OZJ Zoomerschool, waarin Simone Loonstra (Ondersteuningsteam Zorg voor Jeugd) en ik vertellen over het Mockingbird project in Nederland.

[i] NJI, JN en NVP (2019). Waarom stoppen pleegouders?

[ii] Met en zonder instemming van alle betrokkenen. Breakdown t.o.v. alle plaatsingen 2,24%. Factsheet Pleegzorg 2019